Gouden ringen - logisch rdzl
Een juwelier heeft drie doosjes: A, B en C. Elk doosje bevat drie ringen die of allemaal echt goud of allemaal vals zijn. De valse ringen zijn ieder precies 1 gram lichter dan de echte. Bekend is dat minstens ÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂéÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂén van de doosjes valse ringen bevat. De juwelier heeft de beschikking over een eerlijke tweearmige balans met daarbij behorend drie gewichtjes van 1 gram. Kan hij door slechts ÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂéÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂén weging uit te voeren achterhalen in welk(e) doosje(s) zich valse ringen bevinden?
Met ÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂéÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂén weging wordt bedoeld, dat er een situatie is bereikt waarbij de balans in evenwicht is.
Met ÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂéÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂén weging wordt bedoeld, dat er een situatie is bereikt waarbij de balans in evenwicht is.
Vage bekenden - logisch rdzl
Een man en een vrouw komen elkaar tegen. Zegt de man: 'ik denk dat ik u ken'.
'Dat moet wel', zegt de vrouw. Want je moeder is de enige dochter van mijn moeder.
Wat voor verband hebben ze met elkaar?
'Dat moet wel', zegt de vrouw. Want je moeder is de enige dochter van mijn moeder.
Wat voor verband hebben ze met elkaar?
De gevangenen en de hoeden - logisch rdzl
Drie superintelligente personen met een hoog IQ zitten in de gevangenis. Alle drie weten zij van elkaar dat ze die gave bezitten.
De directeur stelt hen voor om gezamelijk een vraagstuk op te lossen waarvan ÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂéÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂén van hen het juiste antwoord moet geven. Daarvoor krijgen ze ÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂéÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂén minuut de tijd krijgen.
De gegevens:
De gevangenisdirecteur zet op een afstand drie stoelen achter elkaar.
Ieder van hen moet op een stoel gaan zitten.
-De man op stoel 1 kan alleen de twee hoofden zien van de twee personen die voor hem zitten.
-De man op stoel 2 kan enkel het hoofd van de persoon zien die voor hem zit.
-De man op stoel 3 ziet niemand.
-Zij kunnen ook niet zien welke hoed ze zelf op hun hoofd hebben.
-De drie mannen weten dat er 5 hoeden in het spel zijn waarvan 2 zwarte en 3 witte. Geblinddoekt neemt elk een hoed en zet hem op zijn hoofd.
-Eens de hoed opgezet mag hun blinddoek af.
-Ze kunnen ook niet zien welke hoed ze zelf op hun hoofd hebben. Ze weten ook niet welke hoeden er over zijn.
Nu hebben ze ÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂéÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂén minuut de tijd om uit te maken welke kleur van een hoed ze op hun hoofd hebben.
EÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂén juist antwoord is voldoende om hun vrijheid terug te winnen.
Met ÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂéÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂén fout antwoord komt niemand vrij.
Na 56 seconden zegt de persoon op stoel 3 welke kleur van een hoed hij op zijn hoofd heeft.
Geef het juiste antwoord en de redenering van je antwoord.
Waarom zegt persoon 1 niets?
Waarom zegt persoon 2 ook niets?
Waarom weet persoon 3 precies welke kleur van een hoed hij op zijn hoofd heeft?
De directeur stelt hen voor om gezamelijk een vraagstuk op te lossen waarvan ÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂéÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂén van hen het juiste antwoord moet geven. Daarvoor krijgen ze ÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂéÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂén minuut de tijd krijgen.
De gegevens:
De gevangenisdirecteur zet op een afstand drie stoelen achter elkaar.
Ieder van hen moet op een stoel gaan zitten.
-De man op stoel 1 kan alleen de twee hoofden zien van de twee personen die voor hem zitten.
-De man op stoel 2 kan enkel het hoofd van de persoon zien die voor hem zit.
-De man op stoel 3 ziet niemand.
-Zij kunnen ook niet zien welke hoed ze zelf op hun hoofd hebben.
-De drie mannen weten dat er 5 hoeden in het spel zijn waarvan 2 zwarte en 3 witte. Geblinddoekt neemt elk een hoed en zet hem op zijn hoofd.
-Eens de hoed opgezet mag hun blinddoek af.
-Ze kunnen ook niet zien welke hoed ze zelf op hun hoofd hebben. Ze weten ook niet welke hoeden er over zijn.
Nu hebben ze ÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂéÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂén minuut de tijd om uit te maken welke kleur van een hoed ze op hun hoofd hebben.
EÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂén juist antwoord is voldoende om hun vrijheid terug te winnen.
Met ÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂéÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂÃÂén fout antwoord komt niemand vrij.
Na 56 seconden zegt de persoon op stoel 3 welke kleur van een hoed hij op zijn hoofd heeft.
Geef het juiste antwoord en de redenering van je antwoord.
Waarom zegt persoon 1 niets?
Waarom zegt persoon 2 ook niets?
Waarom weet persoon 3 precies welke kleur van een hoed hij op zijn hoofd heeft?